• No results found

5. Conclusie

5.1 Beantwoording deelvragen

In deze paragraaf worden de deelvragen van dit onderzoek beantwoord. Iedere deelparagraaf bestaat uit één deelvraag met het bijbehorende antwoord vanuit de onderzoeksresultaten.

5.1.1 Wat zijn de voordelen van de nieuwe onderwijsstructuur?

Uit het onderzoek is gebleken dat het leerlinggerichte onderwijs inmiddels diverse voordelen heeft. De docenten gaven aan dat zij in het begin moesten wennen aan deze manier van lesgeven, maar

inmiddels merken zij dat het creativiteit losmaakt bij de studenten. Het leerlinggerichte onderwijs in combinatie met het modulaire systeem, bereidt de studenten voor op de doorstroming naar het HBO. Daarnaast is de nieuwe structuur praktijkgerichter dan de oude onderwijsstructuur. Studenten leren omgaan met situaties uit de praktijk en er wordt geoefend met rollenspellen en simulatielessen.

5.1.2 Wat zijn de knelpunten van de nieuwe onderwijsstructuur?

De overgang van de oude onderwijsstructuur naar de nieuwe onderwijsstructuur is te snel verlopen voor het toerisme-onderwijs. Een geleidelijke overgang naar de nieuwe onderwijsstructuur zou als voordeel hebben dat er eenvoudiger correcties aan het curriculum ingevoerd kunnen worden. Daarnaast heeft er sinds de ontwikkeling van de vernieuwde onderwijsstructuur nog geen evaluatie plaatsgevonden vanuit de onderwijsinstelling.

Sinds de nieuwe onderwijsstructuur zijn de intakegesprekken voor het toerisme-onderwijs afgeschaft. Hierdoor zijn er veel studenten die deze studierichting kiezen vanwege het vakkenpakket en zich onvoldoende bewust zijn van wat het toerisme daadwerkelijk inhoudt. Er is een gebrek aan

leermiddelen binnen de nieuwe onderwijsstructuur. Gedurende de oude onderwijsstructuur beschikten de toerisme-studenten wel over lesboeken. De docenten en het werkveld geven aan dat de schrijf- en leesvaardigheid van de studenten ondermaats is. Door een gebrek aan lesboeken worden de studenten in mindere mate gestimuleerd vanuit de onderwijsinstelling om verplichte literatuur te lezen en hun leesvaardigheid te trainen. Daarnaast is er een gebrek aan computers waardoor het niet op iedere IMEAO-locatie mogelijk om ICT- en simulatielessen te verzorgen volgens het curriculum. Het modulaire systeem is voor studenten een omschakeling. In het vierde leerjaar blijft een deel van de studenten zitten met vakken die zij nog moeten halen om te kunnen afstuderen. De oorzaak hiervan is dat studenten zich in eerdere leerjaren te veel focussen op het aantal herkansingen dat zij over hebben. Dit heeft als gevolg dat de uitstroom van studenten nog lager is dan tijdens de oude

onderwijsstructuur. Vanuit de onderwijsinstellingen wordt er aangegeven dat het voor veel studenten niet mogelijk is om een stageplek te vinden door de kleinschaligheid waarin de toerisme-sector zich bevindt. Het werkveld geeft aan dat de stagebegeleiding van het IMEAO te laat contact opneemt met de bedrijven of het kennisniveau van IMEAO-studenten te laag vindt om verantwoordelijke

werkzaamheden bij de front desk te kunnen verrichten. Het werkveld zou meer willen communiceren met de stagebegeleiders van het IMEAO en de beoordelingsformulieren van stagiaires zijn niet gericht

‘Suriname als toeristenbestemming begint bij het onderwijs’

30 op de sectorspecifieke competenties volgens het kwalificatiedossier. Hierdoor kunnen de stagiaires niet op een correcte manier getoetst worden op de ontwikkeling van hun competenties passend bij de beroepsgroep.

5.1.3 Wat is de huidige en de gewenste situatie binnen de ontwikkeling van het onderwijs?

De huidige uitstroom van studenten die de onderwijsinstelling verlaten met een diploma is lager dan tijdens de oude onderwijsstructuur. De uitstroom van studenten was tijdens de oude structuur naar schatting meer dan 70 procent, waar men nu naar schatting een uitstroom van 40 procent haalt. Naast de lage uitstroom van studenten is er ook een gebrek aan stageplekken voor studenten. Er zijn studenten die twee maanden thuis zitten en een vervangende opdracht maken omdat zij geen stageplek hebben kunnen vinden. Hierdoor kunnen de studenten minder of geen praktijkervaring opdoen terwijl zij een beroepsgerichte opleiding volgen. De gewenste situatie is dat iedere student stage kan lopen volgens het curriculum en dat de uitstroom van het aantal studenten met een diploma wordt verhoogd tot boven het uitstromingspercentage van de oude ouderwijsstructuur.

5.1.4 Hoe denken docenten en studenten over de hoeveelheid theorie- en praktijklessen?

De docenten en studenten vinden dat de verhouding tussen de hoeveelheid theorie- en praktijklessen niet optimaal is. Alle respondenten hebben aangegeven dat zij een voorkeur hebben voor meer praktijklessen. De docenten hebben aangeven dat zij vanwege het gebrek aan praktische leermiddelen beperkt zijn in het verzorgen van meer praktijklessen. Zij geven aan dat zij bij te veel theorielessen de aandacht van de studenten verliezen. De docenten proberen daarom een middenweg te vinden tussen de theorie en praktijk. Eén student gaf aan dat zij meer leert van de praktijklessen omdat ze de theorie dan leert toe te passen.

5.1.5 Hoe wordt de hoeveelheid stageperiodes gedurende de opleiding ervaren?

De respondenten vinden dat het aantal stageperiodes teveel is, maar dat de duur van de stageperiodes te kort is. Vanaf het tweede leerjaar lopen de studenten ieder leerjaar twee maanden stage. Tijdens de stageperiodes kunnen de studenten te weinig leren en zijn ze al klaar met hun stageperiode wanneer ze net alle werkzaamheden onder de knie hebben. Voor studenten is het lastig om ieder leerjaar een stageplek te vinden en het komt regelmatig voor dat studenten twee maanden thuis zitten en werken aan een vervangende opdracht. De respondenten zouden hier graag veranderingen in willen zien.

5.1.6 Hoe wordt de actualiteit en relevantie van de lesonderwerpen ervaren?

De docenten en studenten vinden dat er actuele lesonderwerpen besproken worden die aansluiten op het werkveld. De docenten geven aan dat zij zo actueel mogelijk proberen te zijn en niet alle lesstof uit een boek toepassen. Eén docent laat haar studenten veel zelfstudie uitvoeren om de gevonden

informatie vervolgens te bespreken in de klas. Een andere docent zou graag met zijn studenten

bedrijven uit de sector willen bezoeken, maar voor veel studenten is dit financieel gezien niet mogelijk. Eén student geeft aan dat zij in het verleden rapporten moest maken over onderwerpen uit het nieuws, zoals de veiligheid van toeristen in Suriname. Over de actualiteit en relevantie van de lesonderwerpen zijn de docenten en studenten dus tevreden.

‘Suriname als toeristenbestemming begint bij het onderwijs’

31

5.1.7 Welke ervaringen hebben hotels en touroperators met het IMEAO toerisme-onderwijs?

De respondenten uit het werkveld hebben een vrij negatief beeld van het IMEAO toerisme-onderwijs door eerdere ervaringen met stagiaires. Van de zeven respondenten waren er vijf respondenten die gedurende het veldonderzoek geen stagiaires van het IMEAO in dienst hadden. Drie respondenten hebben aangegeven dat zij niet met IMEAO-stagiaires werken vanwege het lage kennisniveau, het gebrek aan begeleiding en communicatie vanuit de onderwijsinstelling of een te lage bezetting. De meeste respondenten gaven aan dat zij bij voorkeur een verandering in de duur van de stageperiodes zouden willen zien, zodat de stagiaires meer kunnen leren binnen het bedrijf. Daarnaast vinden de respondenten dat er in twee maanden tijd veel energie in de begeleiding van de stagiaires gestoken wordt waarna zij al klaar zijn met hun stageperiode.

5.1.8 Wat zijn de aandachtspunten voor de lesinhoud van het toerisme-onderwijs?

Vanuit het werkveld werd er aangegeven dat er op school meer aandacht besteed moet worden aan het aanleren van de ‘hospitality basics’. De respondenten gaven aan dat zij bij een groot deel van de stagiaires een gebrek aan het bewustzijn van het toerisme zagen. Stagiaires zijn zich onvoldoende bewust van de flexibele werktijden, de representativiteit en de werkdruk binnen het toerisme. Daarnaast vinden de respondenten klantgerichtheid, het kunnen afhandelen van klachten en beschikken over computervaardigheden belangrijke aandachtspunten voor de lesinhoud. Gezien de toename van het aantal Franstalige toeristen stellen de accommodaties het op prijs als er op school ook meer aandacht besteedt wordt aan de Franse taal.

5.1.9 Wat zijn de gewenste communicatieve en vaktechnische vaardigheden?

De respondenten uit het werkveld gaven aan dat men moet beschikken over een enthousiaste houding, beheersing van de Nederlandse taal en vreemde talen, kunnen rekenen, samenwerken, klantgericht zijn en vaardig zijn met computers. Daarnaast is stressbestendig zijn, om kunnen gaan met kritiek en regels en procedures van belang op de werkvloer. Enkele respondenten gaven aan dat zij ook de commerciële instelling missen binnen de Surinaamse gemeenschap. Zij stelden voor om de studenten hier in te trainen ter voorbereiding op het werkveld. Tot slot gaven de touroperators aan dat zij het op prijs zouden stellen als er op school meer aandacht besteedt wordt over het verbreden van de kennis over de toeristische bestemmingen in het land.