7. Appendices
7.4. Appendix D: Interview guides
7.4.1. Municipality of Groningen
1. Wat is uw functie binnen de gemeente Groningen en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit?
3. Hoe ziet de manifestatie BouwJong er uit en hoe helpt deze manifestatie bij het realiseren van goede studentenwoningen?
4. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen? 5. Is er veel concurrentie tussen het ontwikkelen van studentenwoningen en
niet-studentenwoningen of andere functies op ontwikkellocaties in Groningen? 6. Hoe beïnvloedt deze concurrentie de locatiekeuze voor nieuw te ontwikkelen
studentenwoningen?
7. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering in uw optiek invloed gehad op de locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
8. Wordt er voor de huisvesting van Studenten ook buiten de stad Groningen gekeken naar mogelijke ontwikkellocaties?
9. In beleidsdocumenten van de gemeente Groningen kwam ik tegen dat er een investeringsfonds werd opgericht voor het realiseren voor studenten en
jongerenhuisvesting. Hoe werkt dit en hoe beïnvloedt dit de realisatie van de studenten en jongerenhuisvesting? Werkt dit investeringsfonds bijvoorbeeld puur versnellend of
veranderen er ook andere aspecten in het proces?
10. In Groningen is er speciale aandacht voor internationale studenten. Worden deze internationale studenten op een andere manier gehuisvest? hierbij specifiek lettend op locaties van hun huisvesting.
11. In hoeverre ziet u Brownfields zoals het suikerunieterrein als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen?
12. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
13. Heeft u tips voor het vergaren van data betreffende de locaties van Brownfields, of beschikt u zelf over waardevolle data voor mijn onderzoek?
32
7.4.2. Private developer Groningen
1. Wat is uw functie binnen de Geveke en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit?
3. Kent u de manifestatie BOUWJONG en zo ja, wordt deze manifestatie gebruikt voor de locatiebepaling van nieuw te bouwen studentenhuisvesting?
4. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen? 5. Is er veel concurrentie tussen het ontwikkelen van studentenwoningen en
niet-studentenwoningen op Brownfields en ontwikkellocaties in het algemeen ? 6. Hoe beïnvloedt deze concurrentie de locatiekeuze voor nieuw te ontwikkelen
studentenwoningen?
7. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering, en de WOZ-waarde in het algemeen, invloed op jullie locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
8. In beleidsdocumenten van de gemeente Groningen kwam ik tegen dat er een investeringsfonds is opgericht voor onder andere het realiseren voor studenten en jongerenhuisvesting. Bent u hier bekend mee en beïnvloedt dit de locatiebepaling van nieuw te bouwen studentenhuisvesting?
9. In Groningen is er speciale aandacht voor internationale studenten. Wordt er rekening gehouden met deze internationale student bij het realiseren van nieuwe
studentenhuisvesting en zo ja, op welke manier?
10. Ontwikkelt Geveke ook tijdelijke studentenwoningen? Zo ja, zijn er locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van tijdelijke studentenwoningen en hoe lang zou tijdelijke huisvesting ergens moeten staan om tot een sluitende businesscase te komen?
11. In hoeverre ziet u Brownfields zoals het suikerunieterrein als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen?
12. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
13. Kent u locaties binnen Groningen die u zou typeren als een Brownfield?
14. Zijn er verder nog punten die niet aan de orde zijn gekomen in dit interview maar wel belangrijk zijn om mee te nemen in mijn onderzoek?
33
7.4.3. Student housing corporation Groningen
1. Wat is uw functie binnen de gemeente Groningen en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit?
3. Kent u de me manifestatie BOUWJONG en zo ja, wordt deze manifestatie gebruikt voor de locatiebepaling van nieuw te bouwen studentenhuisvesting?
4. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen?
5. Denkt u dat er (veel) verschillen zijn tussen het ontwikkelen van studentenwoningen op een campus, als Zernike Campus, t.o.v. buiten een campus?
6. Gebruiken jullie theoretische, ruimtelijke concepten voor het ontwikkelen van studentenwoningen?
7. Bestuderen jullie vergelijkbare ontwikkelingen op het gebied van studentenwoningen vóór jullie zelf studentenwoningen ontwikkelen?
8. Is er veel concurrentie tussen het ontwikkelen van studentenwoningen en niet-studentenwoningen of andere functies op ontwikkellocaties in Groningen? 9. Hoe beïnvloedt deze concurrentie de locatiekeuze voor nieuw te ontwikkelen
studentenwoningen?
10. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering in uw optiek invloed gehad op de locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
11. Ontwikkelt Lefier ook tijdelijke studentenhuisvesting?
12. Zijn er wel eens (onvoorziene) problemen ontstaan tijdens of na de ontwikkeling van studentenwoningen?
13. In beleidsdocumenten van de gemeente Groningen kwam ik tegen dat er een investeringsfonds werd opgericht voor het realiseren voor studenten en
jongerenhuisvesting. Hoe werkt dit en hoe beïnvloedt dit de realisatie van de studenten en jongerenhuisvesting? Werkt dit investeringsfonds bijvoorbeeld puur versnellend of
veranderen er ook andere aspecten in het proces?
14. In Groningen is er speciale aandacht voor internationale studenten. Worden deze internationale studenten op een andere manier gehuisvest? hierbij specifiek lettend op locaties van hun huisvesting.
15. In hoeverre ziet u Brownfields zoals het suikerunieterrein als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen?
16. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
34
17. Heeft u tips voor het vergaren van data betreffende de locaties van Brownfields in Groningen, of beschikt u zelf over waardevolle data voor mijn onderzoek?
18. Zijn er nog punten die niet naar voren zijn gekomen in dit interview maar die wel waardevol zijn voor mijn onderzoek?
7.4.4. Campus developer Groningen
1. Kan je iets over jezelf en over je functie vertellen?
2. Heb je ervaring met het ontwikkelen van studentenhuisvesting en/of on-campus ontwikkeling?
1. Zijn er (grote) verschillen tussen het ontwikkelen van woningen op en buiten de campus? Zijn er dingen makkelijker of moeilijker?
3. Waar en hoe ben je / zijn jullie begonnen?
1. Heb je soortgelijke ontwikkelingen bestudeerd? 4. Zijn er bepaalde concepten die je gebruikt hebt?
5. Waren er vooraf specifieke aandachtspunten?
1. Zijn er bepaalde ruimtelijke kwaliteiten waar jullie naar kijken? 6. Zijn er (onvoorziene) problemen ontstaan tijdens of na de ontwikkeling?
35
7.4.5. Municipality of Amsterdam
1. Wat is uw functie binnen de gemeente Amsterdam en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit?
3. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen? 4. Is er veel concurrentie tussen het ontwikkelen van studentenwoningen en
niet-studentenwoningen of andere functies op ontwikkellocaties in Groningen? 5. Hoe beïnvloedt deze concurrentie jullie locatiekeuzes voor nieuw te ontwikkelen
studentenwoningen?
6. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering invloed gehad op jullie locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
7. De gemeente Amsterdam geeft aan dat ze sinds 2001 actief inzet op het faciliteren van studentenhuisvesting. Op welke manieren doet de gemeente Amsterdam dat?
8. Is er in de gemeente Amsterdam ook speciale aandacht voor internationale studenten? Zo ja, hoe worden zij dan anders gefaciliteerd dan Nederlandse studenten wat betreft
huisvesting?
9. Voor studentenhuisvesting in Amsterdam wordt er ook vooral gekeken naar de regio. Wat is hier de reden voor?
10. In hoeverre heeft het doel ‘betaalbare studentenhuisvesting’ invloed op de locatievoorkeuren van nieuw te bouwen studentenhuisvesting?
11. Welke partijen hebben bij jullie de voorkeur als het gaat om het bouwen van nieuwe studentenhuisvesting en kunnen zij ook veel studentenwoningen bouwen in Amsterdam? 12. In hoeverre ziet u Brownfields als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen? 13. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde
voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
14. Heeft u tips voor het vergaren van data betreffende de locaties van Brownfields, of beschikt u zelf over waardevolle data voor mijn onderzoek?
36
7.4.6. Private developer Amsterdam
1. Wat is uw functie binnen Greystar en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit?
3. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen?
4. Wijzen jullie wel eens aangeboden locaties af op basis van de ruimtelijke kwaliteiten? Zo ja, wat zijn de voornaamste redenen voor het afwijzen van een ontwikkellocatie?
5. Hoe veel concurrentie ervaren jullie tussen de ontwikkeling van studentenwoningen en niet-studentenwoningen?
6. Hoe beïnvloedt deze concurrentie jullie locatiekeuzes voor nieuw te ontwikkelen studentenwoningen?
7. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering en de WOZ-waarde in het algemeen invloed op jullie locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
8. Ontwikkelt Greystar ook tijdelijke studentenwoningen? Zo ja, zijn er locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van tijdelijke studentenwoningen en hoe lang zou tijdelijke huisvesting ergens moeten staan om tot een sluitende businesscase te komen?
9. De gemeente Amsterdam geeft aan dat ze sinds 2001 actief inzet op het faciliteren van studentenhuisvesting. Merken jullie daar iets van en hoe ervaren jullie dat als Greystar zijnde?
10. In hoeverre ziet u Brownfields als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen en wat voor barrières of kansen ziet u voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting op Brownfields?
11. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
12. Heeft u nog punten die niet aan de orde zijn gekomen in dit interview maar wel belangrijk zijn om mee te nemen in mijn onderzoek?
37
7.4.7. Student housing corporation Amsterdam
1. Wat is uw functie binnen DUWO en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er in zijn algemeenheid uit? (Thijs: het algemene proces van realisatie)
3. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen?
4. Wijzen jullie wel eens locaties af op basis van de ruimtelijke kwaliteiten? Zo ja, wat zijn de voornaamste redenen voor het afwijzen van een ontwikkellocatie?
5. Worden jullie wel eens gevraagd om een kleiner deel van een groter ontwikkelgebied te ontwikkelen?
6. Hoe veel concurrentie ervaren jullie om ontwikkelgrond tussen studentenwoningen en andere soorten woningen (bijvoorbeeld appartementen in het dure segment).
7. Hoe beïnvloedt deze concurrentie jullie locatiekeuzes voor nieuw te ontwikkelen studentenwoningen?
8. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering invloed gehad op jullie locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
9. Ontwikkelt DUWO ook tijdelijke studentenwoningen? Zo ja, zijn er locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van tijdelijke studentenwoningen?
10. De gemeente Amsterdam geeft aan dat ze sinds 2001 actief inzet op het faciliteren van studentenhuisvesting. Op welke manieren doet de gemeente Amsterdam dat en hoe ervaren jullie dat als DUWO?
11. Studentenhuisvesting wordt door de gemeente Amsterdam aangemerkt als een zeer intensief woonconcept. Worden jullie als DUWO door de gemeente Amsterdam actief benaderd om gebieden te verdichten doormiddel van de ontwikkeling van
studentenhuisvesting?
12. In hoeverre ziet u Brownfields als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen? 13. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde
voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
14. Heeft u tips voor het vergaren van data betreffende de locaties van Brownfields, of beschikt u zelf over waardevolle data voor mijn onderzoek?
38
7.4.8. Umbrella organization on student housing
1. Wat is uw functie binnen Kences en waar houdt u zich binnen deze functie dagelijks mee bezig?
2. Hoe ziet het proces van locatiebepaling voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting er volgens u in zijn algemeenheid uit?
3. Wat zijn de ruimtelijke kwaliteiten die passen bij een goede locatie voor de ontwikkeling van studentenhuisvesting en in hoeverre wordt hier in uw optiek rekening mee gehouden bij de locatiekeuze voor de daadwerkelijke ontwikkeling van studentenwoningen?
4. Binnen de gemeentes Amsterdam en Groningen is er speciale aandacht voor de internationale student. Vindt u ook dat de internationale student speciale aandacht verdient betreffende de huisvesting?
Zo ja, heeft dit volgens u invloed op de locatievoorkeuren voor nieuw te bouwen studentenhuisvesting voor deze internationale studenten?
5. In hoeverre heeft het doel ‘betaalbare studentenhuisvesting’ van het rijk en de gemeentes invloed op de locatievoorkeuren van nieuw te bouwen studentenhuisvesting?
6. Sinds 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de puntentelling van het woningwaarderingsstelsel (WWS). Heeft deze verandering invloed gehad op de locatievoorkeuren voor het ontwikkelen van nieuwe studentenwoningen?
7. In hoeverre ziet u Brownfields als een geschikte locatie voor nieuwe studentenwoningen? 8. Zijn er in uw optiek bepaalde woontypes (denk aan studio’s, eenheden met gedeelde
voorzieningen of tijdelijke woningen) geschikter voor een locatie als een Brownfield dan andere woontypes?
9. Is er veel concurrentie tussen het ontwikkelen van studentenwoningen en
niet-studentenwoningen of andere functies op ontwikkellocaties binnen de studentensteden in Nederland?
10. Hoe beïnvloedt deze concurrentie de locatiekeuzes voor nieuw te ontwikkelen studentenwoningen?
11. Zijn u nog punten die niet benoemd zijn in dit interview maar wel belangrijk zijn om mee te nemen in mijn onderzoek?