Voor Herman was het niet meer dan een kwestie vàn financieel verlies, waarop hij gerekend had: een overplaatsing verschilde niet veel van een brand in een onverzekerd huis; hij sliep el' die nacht op zijn hotelbed even rustig om. Maar terwijl hij sliep, lag Jeannette naast hem geluidloos te schreien. Neen, niet om het ver-rekenbare verlies van wat zij zo spaarzaam had beheerd, maar om de afbraak van het intiem-eigene, haal' huisje en de eenvoudige inrichting, waarmee ze zich verbonden wist. Ja, afgebroken was het onder haar, op één vendu-avond. Ze had het alles zelf gekozen, gekocht, geplaatst, gebouwd; na een paar moeilijke maanden was ze el' geheel thuis in en had er zo gaarne haar kind in willen ont-vangen. Nu lag zij hier met wat koffers in een hotelkamer, wachtend op de afreis naar een ander eiland. Wat werd haar nog gelaten, wat hield ze nog ovel' van al het vertrouwde, dat te zamen haal' eerste woning was? Een gespecificeerde nota van de vendutie met wat sinistere cijfers. Dat kon hiel' alles, binnen een week, op één avond. Vandaag vóór een week vulde zij nog uitgelaten haar martavanen, gisteren konden ze gekanteld worden en stonden ze leeg en zwijgend gerijd op de overloop te wachten op wie er het meeste voor bood. Haar nieuwe matten door het hele huis, rein en zorgvuldig onderhouden, ze waren op één avond bevuild, be-modderd, bespuwd en be-ast dool' de venduklanten en tegen het einde der verkoping, toen het publiek grotendeels heen was en er alleen nog wat op koopjes azende Bandjerezen, Chinezen en Arabieren om den haastig-schreeuwenden, onverschilligen af-slager stonden, voor drie kwartjes weggegaan. Ze hadden haar veertien gulden gekost. Waarom had ze haar zin niet gedaan en ze geschonken aan dien Duitsen zendeling aan de overkant, die het zeer arm had, nu el' geen fondsen van buiten doorkwamen; ze had het met eigen ogen gezien, dat er geen enkele mat in het huis heel was, de planken kwamen er overal doorheen. "Je kunt een inboedel toch niet op een kale vloer verkopen!" had Herman ge-zegd. Hij sliep, terwijl zij hartzeer had over hetgeen ze nagelaten had. Ze had de specificatie niet willen lezen, maal' Herman had het haar verteld, dat al haar witte raamgordijntjes bij elkaar voor vijf kwartjes verkocht waren. Ze had ze nog gewassen en gestreken vóór de vendutie, met witte stroken opgebonden, - ja, ze had nog meegedaan aan het optuigen van haal' inrichting, zodat mevrouw Meerburg nog gisteravond zei: "Wat had je het toch gezellig ge-maakt, Jeannette !" Ze dacht er nu aan met een bijna bitter ge-moed, en met berouw. Waarom had zij ze niet weggegeven, of mee-genomen? Je moest een vendutie gezellig maken! Herman had nog voorgesteld, voor dranken tijdens de verkoping te zorgen. Dat had hij weleens op grote venduties gezien, het animeerde kennelijk.
Ze had hem er van weerhouden en haar glaswerk grotendeels gered uit de klauwen der kopers. Ze wist het nu, met knagende weemoed, wat in het vervolg het lot van haar Indische huisraad zou zijn.
Dit, van vanavond, was haar eerste, harde les geweest; ze had
gedacht, dat haar huis haar recht was; ze had zich vergist en geleerd, rechteloze te zijn. Haar woning,' dat goede deel van haar droom, dat ze voor een half jaar verwerkelijkt en beleefd had, was tot de grond toe afgebroken. Ze was weer reizende, op weg naar een ander eiland. Dit zou ze blijven, misschien was dit wel haar lot, te trekken van eiland tot eiland. Het was goed, gelijk God het gaf.
-Ze zuchtte, als één die bevrijd is van een kwade gedachte, als één die een last naast zich legt, - en er op neerziet. Ze schreide niet meer en peinsde: ik heb het toch kunnen weten, mijn lot is niet anders dan dat van elke Indische ambtenaarsvrouw. Maal' men kent de dingen niet door ze te weten, maal' door ze te beleven.
Wat zei Herman ook weer op die na-avond, - of was het nacht?
Wanneer en waar? In Durban op de boulevard was het niet. Het was in de Oost. Op het terras voor het Grand-Hotel in Jogja. Hij zei: "We zijn op dienstreis." Ik antwoordde: "Misschien is ons leven niet anders." Ik moet nog reizen en dienen leren. En leren bezitten als niet bezittende. Ga naar het land, dat ik u wijzen zal, sprak God tot Abraham. Hij ging en reisde en diende. En Christus reisde en diende. En wij verdobbelden zijn kleed aan de voeten van zijn kruis, in stede van er bij neer te knielen. - Mijn God, vergeef het mij, dat ik zo weinig van u heb geleerd. Ik aanbid de macht uwer liefde, te zamen met mijn kind, dat ik nog dragen mag.
Gij reist met mij mee.
-Herman ontwaakte een ogenblik en vroeg vermoeid, onbewust: "Is er iets, Jeannette 1"
Ze antwoordde niet, maar legde onmerkbaar haar hand op zijn schouder.
XLII
De kleine K.P.M.-boot voer de Martapoera uit, volgde de zuidoost-kust van Borneo tot Balikpapan en stak daMakassar, een tamme tocht van negen dagearna de Straat over naar n. De schuit had veel lading, tussendeks lagen Inlandse passagiel's bijeen, je kon er nauwelijks doorkomen, zo vol was het daar. Er waren ook zeer kleine kinderen, moeders met zuigelingen bij. Voor de passagiers eerste-klas was een beperkt stukje dek vrijgehouden, het was be-schut door een tentzeil.
Op de rede, waal' gelost en geladen werd, viel weinig te beleven.
In Balikpapan werden er vijftien gestraften ingeladen, met ketenen aan de enkels; ze gingen naar Celebes; het was gewoonte om tot dwangarbeid veroordeelden naar een ander eiland te verbannen.
Aan boord gekomen werden ze ontboeid; het transport geschiedde onder bewaking van enige militairen.
De vaart langs de lage Bomeo-kust was eentonig, sloom en heet.
In de Straat stond een kOl'te deining, de lichte S a m pit stampte el' nijdig-hobbelend door en Jeannette kon er ditmaal al heel slecht tegen en lag meestentijds zeeziek in haar hut. Daal' was het zeel'
181
benauwd, na de middag stond de zon er onbarmhartig op te bakken.
De couchette was smal, te smal voor Jeannette in haar toestand. Ze' lag met een handdoek bij zich, om telkens het zweet van haar ge-Jaat, hals, armen en borst te wissen, het hemd plakte haar aan het lijf, doorweekt. Als Herman bij haar kwam, bezorgd, glimlachte zij en sprak: "Dag jongen, nog tweemaal vier en twintig uur -dan zijn we er." En ze streelde zijn hand.
"Je moet toch iets eten, Jeannette. Je hebt gisteren ook niets ge-bruikt."
"Geef me maar ijswater."
"Je hebt nog, het staat naast je."
"Dat is al lauw. Vraag eens, of er djeroek Bali is, of djeroek manis."
Hij deed het, trachtte haar vergeefs te verkwikken met sappige vruchten en ijskoude dranken, maar telkens als hij in de kleine hut kwam, werd hij bijna bevangen 'van de hoge hitte, welke er hing.
"Laat mij je helpen met je haal' en je ochtendjapon, heus, je móet naar boven, aan dek lig je toch beter, frisser, - er komt wat wind door onder het tentzeil."
Hij had het haar al meer voorgesteld, - ze had al een paar maal geprobeerd zich snel te kleden, wankelend door het stoten van de boot; dan tolde alles om haar heen en hing ze benauwd en pijnlijk brakend met haar hoofd boven het bakje bij de wastafel. Dan gaf ze het op en ging weel' uitgeput liggen in haar smalle cou-chette. 0, ze verlangde wel aan dek te zijn, waar het ten slotte beter uit te houden was dan in de broeierige hut, maar ze miste de macht en de moed er voor en schuchterheid weerhield haar in négligé naar boven te gaan, hoewel er maar zes eerste-klas passagiers waren.
Toen Volkerts een en ander aan den kapitein vertelde, ging deze eens poolshoogte nemen. Met zijn rustig-zware zeemansstem stond hij bij haar couchette gemoedelijk een poosje te babbelen. En wat Herman niet lukte, kreeg hij gedaan: eer ze het zelf wilde, had hij haar overeind.
"U gaat mee. We lunchen aan dek, u zit er bij voor de gezellig-heid - èn in négligé! De hut uit, ik ben baas op mijn schip."
"Maar mijn haar, kapitein?"
,,0, dat doen we zo - ." En hij leverde het bewijs, dat hij meel' kon dan een schip over de zee brengen: met een kam, zijn dikke vingers, een paar haarspelden en een bandje fabriekte hij een kapsel, waa r-in Jeannette zelf plezier had. En intussen snoefde hij: "Moet u zien, - met zulk haar kun je alles doen. Als mijn tijd er op zit, dan begin ik een dameskapsalon, - ik heb al zijn leven veel voor dat vak gevoeld. Ja, - daar lacht u nu om, maar het is de waarheid.
Altijd aanspraak en gezelligheid om je heen. Kijk nu eens om een lief ding in de spiegel. Nou, is het geen droom van een kondéetje?
Hier, uw ochtendjurk, - wat praat u, het is een diner-toilet!"
Een minuut later kwam Jeannette aan zijn arm naar boven. Vol-Een reis.
I I
182
kerts keek, of hem een geest versèhee~ en Jeannette lachte ver-legen.
,.Stil maar, mijnheer Volkerts, ik neb thuis ook niets in te brengen dan mijn traktement. Vrouwen zijn volgzaam - voor een ander dan haar eigen man."
Ze kwam die dag niet meer uit haar lange dekstoel, behalve toen een Britse torpedojager het schip aanhield voor onderzoek van passen en reizigers. Ze wond zich op van verontwaardiging toen een Engels officier met een paar gewapende matrozen aa~ dek verscheen en een Hollander, die toevallig de naam Elbach droeg wilde interneren. De man moest zijn bagage uitpakken en had ee~
half uur nodig, om overtuigend aan te tonen, dat hij Nederlands onderdaan was. Ook de kapitein maakte zich kwaad over de on-redelijkheid en het halsstarrige wantrouwen van den Brit en zei:
"Ik zal mijn beklag over uw optreden indienen bij het Engelse consulaat. En ik verzoek u mijn schip niet langer op te houden."
"Ik handel volgens instructies en doe niet anders dan mijn plicht"
~ntwoord?e de officier irriteret.t.d-kalm en snuffelde net zo la~g
In de papIeren van Elbach, tot hij overtuigd was. geen Duitser voor zich te hebben en het schip verliet. En de jager vervolgde zijn kruistocht in de Straat tussen Borneo en Celebes en verdween in het bakel ende licht van de volle middag.
Door dit incident vergat Jeannette zeeziek te din ze lunchte en dineerde zelfs aan dek en kon niet scheiden van de 'na-avond en de verkwikkende koelte van de milde nachtwind. Ze zaten met hun zessen bijeen, een kleine scheepsgemeenschap, voor enkele dagen vereenigd op een stukje dek; de kapitein smoorde zUn pijp, ver-telde Jeannette van zijn kinderen en zi.in vrouw, die in Soerabaia woonden en die hij eenmaal in de acht weken voor enkele dagen zag; hij bekende naar het eind van ziin zwerven te verlangen en het tegelijk te vrezen. daar hij geen rust aan wal had.
"Geen rust in uw huis? Maar dan bent u ongelukkig," zei Jeannette oprecht verbaasd.
Hij keek over de reling en het nachtelijke water, daar zilverde de lichtbaan van maneschijn. Hij schudde ontkennend het hoofd en sprak na enig zelfonderzoek: "Neen, dat kan ik toch ook niet zeggen, - dat ik ongelukkig ben. Maar van mUn veertiende jaar af ben ik in beweging geweest, ik vaar al ruim dertig jaar en weet niet, of ik wel iets anders kan. Zoals u zeeziek bent ben ik landziek. O. ik weet wel. dat het er toch van moet komen,'- over een jaar of drie, vier zit mijn tijd er op, mijn vrouw zit er naar uit te kijken. In Rotterdam staat miJn huis al. Maar weet u, wat nou mijn ideaal zou zijn, - tegen die tiid? Schipper bij de Riin-vaart. Dan blijf ik in beweging en ben ik toch op het water. Een huis, dat is een gezellig ding voor een dag of wat. Na een week krijg ik het er van op mijn borst. Ja, daar lacht u om. dat llelooft u natuurHik niet. Maar het is zo. Tussen vier muren krijg ik het benauwd. Ik heb de verte nodig, de ruimte - en wat daarachter zit."
163
"En hoe vindt uw vrouw dat?1t
.. Die weet niet beter, of het hoort zo. Ze heeft haar huis, haar kinderen en leert haar dochters, nooit een 7.eeman te trouwen.
Maar zegt intussen tegen haar vriendinnen: ik zou me geen raad weten met altiid een man om me heen I - Djongos I"
,.Saja toewan I"
.. Kasi pait."
En hij dronk zijn bittertje, liep zijn schip noR' eens door van voren naar achteren - dat was zijn avondwandeling - , wenste het ge-zelschap welterusten en kroop te kooi. Maar Jeannette en haar m~n
toefden nol!' eniae uren na het doven der lampen aan dek. tot laat 1D
de voornacht. Ze had een jas aangedaan en lag, daar het kouder werd, onder een reisdeken. Ze deden niets dan naar het schimme-rende water zien en naar de sprakeloze prllcht van de tropenhemel daarboven met het van Gods hand I!ezaaide licht. Er was geen ander geluid dan het roeven der schroeven, het ruisen van het schuimende boelrwater langs de boorden. Nu en dan viel er een enkel woord. zacht, gedempt tussen tUden van zwljgen. Tussendeks, waar de Inlandse passagiers op hun mat.ten te slapen lagen,
schreide een kind. Daarna was het weer stil.
Ze ZRlren niet. - niemand zag het - , dat tu~sendeks de schim ~an
een kettingganl!er zich uit de groep losmaakte, naar de reltng schoof, er overheen klom, met een doffe plomp in de zee gleed, -hij spoelde weg in het boegschuim en begon de reis, waarvan geen ziel weerkeert.
-En de sterren straalden en alles was stil en sliep.
"We moeten gaan rusten, Jeannette, - het is al één uur."
.Het is hier zo heerlijk, - ik zou hier wel willen slapen."
,
"
"Het wordt te koud voor je. We gaan.
Des morgens rapporteerde de transportcommandant. dat er een
f!C-strafte ontbrak. Men doorzocht het I!'ehele schip. Daarna begreep men, wat er in de afgelopen nacht gebeurd was en verscherpte na zonsondergang de bewakingsdienst.
De volgende morgen lag het schip onder de kust van Makassar.
XLIII
Kade-herrie, koelies, koffers, douanekantoor.
"Geen vuurwapens?"
.. Geen vuurwapens."
In schokkerig karretJe. Stofwolken, schel licht, heet. Nauwe. volle straten', I!'rauwe pakhuizen vol kopra, toko's, Bombayers, Singa-lezen, Chinezen, stank van verrotte vis.
Dan - een groene, schaduwrijke laan van zware kanaribomen.
Rechts verrezen de wallen en muren van een steenoud fort.
Een aloon-aloon, het gouverneurshuis in witte, voorname rust.
Het hotel.
-De beëdiging op het gouverneurskantoor volgde, waarna Volkerts aanspraak had op de hogere bezoldiging, aan zijn nieuwe rang verbonden. Hij kreeg aan de Europese school het zesde leerjaar voor zijn rekening en merkte spoedig, dat Zoetbier halve waarheden had gedebiteerd bij zijn diagnose van het Europees onderwijs.
Goed, de zonen der kooplieden in Bandjermasin gaven aan de rekenboekraadselen sneller een bevredigende oplossing dan het Europese kind hier. Maar de taalvorderingen waren niet te ver-gelijken. In Bandjermasin was en bleef het een vreemde taal zowel in uitspraak als hantering. 0, de Chineesjes vermochten doo~ grote ijver en een eerbiedwaardig memorisatie-vermogen een massa vaste stijlvorm en en zogenaamde "uitdrukkingen" op te nemen. Reeksen uitdrukkingen, oefeningen achter elkaar, konden ze na taai-volge-houden repetitie opdreunen met de betekenis - alweer in vaste formatie - erbij: als het kalf ... ; de appel valt ... ; voorzichtigheid is de ... ; zoals het klokje thuis ... ; wie een kuil graaft ... Dit alles kon een Chinese klas met bravour reproduceren, al waren de repetities niet verstoken van bepaald-gezellige vergissingen: ze lieten nu en dan het kalf van de boom, de appel uit de porseleinkast vallen en wie een kuil groef voor zijn moeder, viel er zelf in. Het kon alle-maal en was op zijn tijd waar. Maar hoe kon dit idioom ooit ver-werkt worden tot bruikbaar eigendom van niet-Hollands spreken-den ? Daarvoor was het te overladen, ook te schools geconstrueerd. - Het Hollands-sprekende kind hier, in Makassar, mocht door nonchalance meer spellingsfouten maken, minachting koesteren voor het gewicht van werkwoord- en deelwoord uitgangen ; wat levend was, konden ze gebruiken. Volkerts besprak zUn leesles met de zekerheid van verstaan te worden, en dit lesgeven kostte hem veel minder inspanning. Hij was er eigen mee, het was hem of hij weer voor een Hollandse klas stond en na een week was hij aan kind en werk verbonden.
"J eannette, ik heb het toch zo getroffen," zei hij eens opge-wekt thuiskomende, "ze mogen me hier nO{r .iaren laten." En hij schoof zelfvoldaan ztjn stoel bU de rijsttafel en mompelde, be-gerig in zijn kroepoek bijtend: "Wat is het per saldo toch wijs van me gezien!"
"Wijs? Wat bedoel je?"
"Nu - dat ik naar de Oost ben gegaan. Ik ben nu toch al eerste onderwijzer. Een goed half jaar in de Oost."
"a,
bedoel je dat. 0 - wi,; mogen niet klagen."Maar voor Jeannete was de herbouw van een nieuwe huishouding met ander, vreemd, inderhaast aangenomen personeel een zwaar-dere opgave dan voor Herman het opvatten van een nieuwe school-taak. De huisinrichting, snel afgeleverd door een Chinesen meubel-maker, aangevuld met oude stukken van venduties, het haastig zoeken en betrekken van een woning in een kota, waar huizennood heerste - een half jaar geleden zou ze dit met ambitie hebben gedaan; nu was het haar een dienst. Waarvoor deed ze het? Voor een volgende vendutie.
165
Na twee noemen wil. Er was immers weken was ze reeds geïnstalleerd, haast bij. Ze zat in indien men het zo een stenen huis, gekoppeld aan een andere woning. Het was oud, uitgewoond, groemg-zwart kwamen de vochtplekken door de grauw-gekalkte muren. Het was verveloos, de deuren verblakerd en verveld door de zon, die de ganse middag op het smalle zijgalerijtje stond te schroeien. Als je zonder sloffen naar de badkamer ging, brandde je je voeten op het gloeiende cement. Er was geen erf bij, een smalle strook grint leidde naar de bijgebouwen, el' was geen beschermend boomgroen. Daal' verwoonden ze vijf en vijftig gulden pel' maand.
Volkerts was in nieuw voorschot vervallen. had hij aan contanten tweehonderd gulden over. Ook vaders geld Toen alles betaald was,
Volkerts was in nieuw voorschot vervallen. had hij aan contanten tweehonderd gulden over. Ook vaders geld Toen alles betaald was,