Het beschrijven van de bodemopbouw aan de hand van profielbeschrijvingen geeft een idee van de processen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Werd deze locatie in het verleden al overstroomd (alluviale afzettingen) of niet?
Een vaak gehanteerde methode is deze met behulp van een guts boor van 1m. Hierbij wordt elke horizont beschreven a.d.h.v. textuur, kleur en organisch materiaal en eventuele bijmenging. De hoogte per horizont wordt genoteerd en de reductiehorizont bepaald.
Het nemen van bodemmonsters in de verschillende zones van de overstromingsvlakte kunnen altijd het best in het voorjaar, voor aanvang van het groeiseizoen, worden genomen (februari/maart), ongeacht of het een zomer- of winteroverstroming betreft. Voor het bepalen van de locatie:
het monsterpunt zoveel mogelijk in het midden van de zone, langs een gradiënt op de rivier,
in een stuk vegetatie dat het gemiddelde beeld van de zone weergeeft,
niet in een toevallige oneffenheid (kuil of heuveltje) ligt.
Een bodemmonster bestaat steeds uit een mengstaal van minstens 5 deelstalen, verzameld op vaste diepte. Toplagen kunnen zeer heterogeen zijn, maar dit wordt verkleind door het nemen van mengstalen. Het werken met vaste diepten maakt het mogelijk om verschillende locaties te vergelijken. Deze staalname gebeurt met een guts boor wat het mogelijk maakt om met vaste dieptes te werken:
0 – 5 cm
5 – 10 cm
10 – 20 cm
www.inbo.be Verzamelen van basiskennis en Ontwikkeling van een beoordeling- of afwegingskader voor de ecologische
effectanalyse van overstromingen.
193
De te analyseren parameters staan in volgende tabel:
Tabel 47 – Geanalyseerde bodemkenmerken op de sediment- en bodemstalen
Parameter Staaltype
Textuur 2-mm gezeefd
Drooggewicht (105°C) 2-mm gezeefd
pH-water 2-mm gezeefd
Koolstof + stikstof (totaal) Gemalen
Olsen-P 2-mm gezeefd
AUM-P 2-mm gezeefd
Totaalconcentraties P, S; Fe, Al, Mn; Ca, Mg, Na, K; zware metalen Gemalen
Zoals bij nutriënten in planten kunnen we ook de nutriëntverhoudingen in de bodem gebruiken om standplaatskenmerken af te leiden. De verhouding tussen stikstof en koolstof in de bodem geeft een indicatie van potentiële mineralisatie. Bij een C/N verhouding van meer dan 35 is er geen of slechts zeer geringe stikstofmineralisatie en bij waarden < 20 is de beschikbaarheid zeer hoog (Verhoeven et al. 1993). Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen fosfor (P) en stikstof (N). Bij C/P verhouding onder de 300 komt P beschikbaar, bij waarden boven de 750 niet. Het koolstofgehalte is een afgeleide van het organisch stofgehalte waarbij is aangenomen dat dit voor 50 % uit koolstof bestaat.
6.2.2 Reliëf
Het gebruik van het Digitale Hoogte Model (DHM) wordt afgeraden. Het is niet nauwkeurig genoeg om de detailtopografie, die vaak uitgesproken aanwezig is in overstromingsvlakten, in beeld te brengen. Indien geen detailopmetingen kunnen worden uitgevoerd is het toch belangrijk om zeker de juiste hoogte van de vegetatieopnames op te meten.
6.2.3 Sedimentatie
Het afzetten van sedimenten is een belangrijk proces bij overstroming. Vooral omdat er naast sediment vaak ook andere stoffen het gebied worden binnengebracht.
Het bemonsteren van recente sedimenten kan gebeuren ad hoc, of met behulp van het uitleggen van kunststofgrasmatten (van 50cm *50 cm). Dit laat toe om recent afgezet materiaal te bemonsteren en analyseren op korrelgrootte fractie, organische stof en nutriëntenconcentratie. Dit is arbeidsintensief en uiteraard sterk afhankelijk van het al dan niet overstromen van de vlakte tijdens de staalnamecampagne.
De kennis over de kwaliteit van de sedimenten kan bijdrage tot een inschatting van de effecten van overstroming op de vegetatie. Zoals bv schift van P-gelimiteerd naar N-gelimiteerde standplaatsen.
194 Verzamelen van basiskennis en Ontwikkeling van een beoordeling- of afwegingskader voor de ecologische
effectanalyse van overstromingen.
www.inbo.be
6.2.4 Overstromingsregime
Om de overstromingskarakteristieken (seizoen, frequentie, duur en diepte) te kunnen bepalen dienen er verspreid peilbuizen te worden geplaatst die meerdere keren per dag automatisch het peil registeren ( via dataloggers). Ook het peil van de rivier of beek zelf dient met regelmatige tijdsintervallen te worden opgemeten. Zo kan de link gelegd worden tussen overstroming en tijd dat het water effectief in de overstromingsvlakte blijft staan. Uit deze gegevens kunnen naast seizoen en frequentie verder de duur en diepte worden afgeleid.
Voor de bepaling van effecten van stoffen in overstromingswater is het allereerst belangrijk te weten hoeveel water aangevoerd wordt, en hoe dit zich over het overstromingsgebied verdeeld (oppervlakte overstroomd gebied ten opzichte van de afvoer en de rest van het beekdal). Voor inschatting van aan- en afvoer van water en de kwaliteit daarvan is het verder belangrijk te bepalen of en in welke mate er sprake is van uittredend grondwater of accumulerend regenwater, en of er laagten met stagnerend water aanwezig zijn.
6.2.5 Grondwaterdynamiek
In valleigebieden is grondwaterdynamiek quasi altijd de belangrijkste of één van de belangrijkste sturende groep van variabelen naar vegetatiepotenties toe. Een netwerk van grondwatermeetpunten installeren, onderhouden en consequent opvolgen is van doorslaggevend belang voor het succes van studies zoals deze. In principe volstaan tweewekelijkse metingen, maar ervaring leert dat een dergelijke inspanning erg moeilijk is om vol te houden. Automatische druksonden bieden dan een mogelijke uitkomst. Ook die systemen hebben beperkingen. Het gaat om elektronische apparaten die defecten kunnen vertonen, regelmatige controles, callibratiemetingen en uitlezingen van data zijn belangrijk om gaten in de tijdreeksen te vermijden.
6.2.6 Registreren en archivering van uitgevoerde beheer werken
In deze studie is herhaaldelijk gebleken dat het gevoerde beheer eveneens een belangrijk variabele is. Het is gebleken dat dit voor de meeste gebieden bijzonder moeilijk te achterhalen is, gewoon omdat het niet bijgehouden wordt. Er moet dan teruggevallen worden op mondelinge mededelingen voor wat ze waard zijn. Het is sterk aan te bevelen om jaarlijks een gedetailleerd, en ruimtelijk goed gelokaliseerd overzicht bij te houden van de gevoerde beheer inspanningen. Het absolute minimum is daarbij een indeling in grove categorieën: grasland, ruigte en bos. Maar het is verder aan te bevelen om de verschillende vormen verder te specifiëren (bv. maaien en nabegrazen, jaarrond begrazen, seizoen begrazing, maaidatum, …) en verder ook andere relevante ingrepen te documenteren: plaggen, dempen of ruimen van grachten, …
6.2.7 Voldoende tijd
Het is bekend dat vegetaties voldoende tijd nodig hebben om zich te ontwikkelen en aan te passen aan veranderde abiotische omstandigheden. Dat fenomeen wordt “na-ijlen” genoemd.
Abiotische omstandigheden kunnen al jaren gewijzigd zijn en de vegetatie kan nog helemaal niet aan de nieuwe omstandigheden aangepast zijn. Er zijn voorbeelden bekend dat dergelijke aanpassingen 5 10 jaar in beslag nemen. Om risico‟s op verkeerde interpretaties te vermijden, is het nemen van (ruim) voldoende tijd tussen de uitgangssituatie en de
www.inbo.be Verzamelen van basiskennis en Ontwikkeling van een beoordeling- of afwegingskader voor de ecologische
effectanalyse van overstromingen.
195
nieuwe situatie eveneens een zeer belangrijke factor. Dat is mede een belangrijk stuk van de verklaring waarom de kennis van de impact van overstromingen op vegetatie-ontwikkeling en soortenaantallen, zo fragmentair beschikbaar is. De weg naar een volledig overzicht is nog lang.
196 Verzamelen van basiskennis en Ontwikkeling van een beoordeling- of afwegingskader voor de ecologische
effectanalyse van overstromingen.
www.inbo.be
7 Opmaak beoordelings- of afwegingskader om de
effecten van overstromingen op de (potentiele)
vegetatie-evolutie te begroten
Het opstellen van een beoordelings- of afwegingskader is na dit onderzoeksproject nog niet mogelijk. De datasets vertonen hiervoor te veel hiaten, vooral naar overstromingskenmerken toe. Hierdoor is het enkel mogelijk om een beperkt aantal stellingen aangenomen in literatuur af te toetsen met onze dataset/bevindingen.